Thuis.
Eindelijk.
Haar masker gaat af.
Het masker dat ze elke ochtend op zet.
Het masker dat haar beschermt tegen de hardheid van de wereld. De boosheid en de haat.
Het onrecht. Het liegen.
Waarom doen ze dat eigenlijk?
Zien ze niet wie ik ben?
Zien ze niet dat dat mij pijn doet?
Zien ze niet dat ik niets kom stelen?
Dat ik hen niet naar het leven sta?
Dat ik alleen maar wil liefhebben?
Dat ik alleen maar wil helpen?
Waarom zien ze mij niet?
Wat moet ik doen?
Ik kan niet meer schreeuwen. Mijn stem is leeg.
Ik kan niet meer huilen. Mijn tranen zijn op.
Ik kan niet meer vluchten. Mijn lijf is moe.
Ik kan niet meer. Ik wil niet meer…
Ik mag toch ook gewoon bestaan?
Ik mag toch ook gewoon liefhebben?
Ik mag toch ook gewoon lief gevonden worden?
Gewoon om wie ik ben?
Gewoon om ik?
Maar ik wil niet meer onzichtbaar zijn!
Ik wil niet verdwijnen!
Ik wil niet wegsmelten in de wereld!
Ik wil niet stoppen!
Ik wil niet hoop verliezen!
Ik wil liefde blijven!
Voor altijd en altijd!
Terwijl ze naar bed gaat, maakt ze met zichzelf een afspraak.
Morgen laat ik een stukje van mijn masker thuis.
Morgen laat ik een stukje van mij zien.
Morgen is een nieuwe dag.
Morgen is er een nieuwe ik.
Morgen wil ik een beetje meer ik zijn.
Morgen…